In het kader van het hoger beroep geldt als uitgangspunt dat bepalingen met betrekking tot de eerste aanleg ook van toepassing zijn op de procedure in hoger beroep. Het hoger beroep wordt dan ook aangevangen met een dagvaarding in dezelfde vorm en met dezelfde vereisten als die in eerste aanleg. Daarin hoeven echter nog niet de gronden voor het hoger beroep te worden vermeld. Deze inhoudelijke grieven dienen pas aan bod te komen in de memorie van grieven waarmee de dagvaarding wordt opgevolgd.
Grieven zijn alle gronden die de appellant moet aanvoeren om te betogen dat het bestreden vonnis van de rechter in eerste aanleg behoort te worden vernietigd. Die onderdelen van het vonnis waartegen geen grieven zijn aangevoerd, blijven in stand en komen in hoger beroep niet meer ter discussie. Op deze wijze wordt het debat in hoger beroep beperkt en daarmee de rechtsstrijd begrensd. Omdat het vonnis in stand wordt gelaten voor zover het niet wordt aangevallen, is het derhalve belangrijk om gemotiveerd bezwaar te voeren tegen in eerste aanleg gewezen vonnis. Belangrijk is om in dit kader te weten dat een zogenaamde algemene veeggrief, waarmee wordt beoogd om het geschil in volle omvang aan de appelrechter voor te leggen, niet kan en zal slagen. Met andere woorden: een grief in hoger beroep moet een concreet bezwaar inhouden zodat het voor de wederpartij in het kader van verweer kenbaar is wat de bezwaren precies zijn.
Na memorie van grieven volgt de memorie van antwoord. De verweerder in hoger beroep kan van zijn kant ook grieven naar voren brengen tegen de bestreden uitspraak en reageren op de memorie van grieven van de appellant. Met de memorie van grieven en de memorie van antwoord eindigt doorgaans de uitwisseling van de schriftelijke standpunten in hoger beroep. Nadat de schriftelijke stukken zijn uitgewisseld is het in beginsel niet meer toegestaan nieuwe grieven naar voren te brengen, ook niet teneinde alsnog de eis te vermeerderen. In het arrest Maclaine Pont/De Haan is dan ook bepaald dat de rechter niet meer mag letten op de grieven die pas na de memorie van grieven dan wel memorie van antwoord worden aangevoerd. Hetzelfde geldt voor vermeerdering van de eis. Echter, bij wijze van uitzondering is een grief in het latere stadium alsnog toelaatbaar is als de wederpartij daartoe zijn toestemming verleend, de grief voortvloeit uit de aard van het geschil of er is sprake van een nieuw opgekomen omstandigheid nadat de schriftelijke stukken waren ingediend.
Als uitgangspunt wordt de schriftelijke ronde in de eerste aanleg altijd opgevolgd door een mondelinge behandeling. In het hoger beroep bestaat op dit uitgangspunt een uitzondering: de mondelinge behandeling bij het gerechtshof is facultatief en derhalve niet gebruikelijk. De meeste zaken worden dan ook doorgaans schriftelijk afgedaan door het gerechtshof. Echter, beide partijen kunnen het gerechtshof wel verzoeken om hun zaak nog eens mondeling te mogen bepleiten. Als een partij een mondelinge toelichting wil geven in hoger beroep, zal het gerechtshof dat behoudens bijzondere omstandigheden moeten toestaan. In zoverre blijft de rechtspraak over recht op pleidooi in stand.
De laatste stap in de procedure bij het gerechtshof is de uitspraak, ook wel arrest genoemd. In dit arrest zal het gerechtshof aangeven of de eerdere uitspraak van de rechtbank een juiste beslissing was. In de praktijk kan het zijn dat het wel eens zes maanden of langer kan duren voordat partijen het eindoordeel van het gerechtshof tegemoet kunnen zien. Wanneer de grieven van de appellant gegrond worden bevonden, dan zal het gerechtshof het bestreden vonnis vernietigen en zelf de zaak afdoen. Acht het gerechtshof de grieven van de appellant ongegrond, dan zal het gerechtshof het bestreden vonnis logischerwijs in stand laten.