Bent u getrouwd of heeft u een geregistreerd partnerschap? Dan geldt in ons recht het uitgangspunt van verzorging en opvoeding van de kinderen door beide ouders, aldus artikel 1:247 BW. Per jaar worden ongeveer 60.000 kinderen geconfronteerd met een scheiden van hun ouders. Echter, ook na de scheiding hebben de kinderen recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders en blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben, dit gezag volgens artikel 1:251 BW gezamenlijk uitoefenen. In tegenstelling tot vroeger blijven de ouders dus belast met het gezamenlijk ouderlijk gezag.
Gezag kan worden omschreven als het geheel van rechten en plichten die ouders hebben over de opvoeding en verzorging van hun minderjarige kinderen en ziet op de volgende aspecten: de persoon van de minderjarige, het bewind over diens vermogen en de vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen zowel in als buiten rechte. Meer specifiek gaat het om de verantwoordelijkheid van de ouders voor de ontwikkelingen van de persoonlijkheid, het geestelijke en lichamelijke welzijn en de veiligheid van het kind, hetgeen toepassing van enig geestelijk of lichamelijk geweld uitsluit. Daarnaast wordt sinds 2009 onder het gezag eveneens de verplichting van de ouder verstaan om de ontwikkeling van de banden tussen het kind en de andere ouder te bevorderen. De wetgever acht het immers in het belang van het kind dat het met beide ouders persoonlijk contact heeft.
Toch zijn er situaties denkbaar waarin de voortzetting van het ouderlijk gezag van en daarmee persoonlijk contact met één van de ouders na de scheiding niet mogelijk of wenselijk is. Daarom bevat artikel 1:251a BW bij wijze van uitzondering op het uitgangspunt de mogelijkheid om na echtscheiding de rechter te verzoeken het gezamenlijke gezag van het kind op te dragen aan één ouder. Omdat het om een uitzonderingssituatie gaat, zal de rechter het ouderlijk gezag slechts toekennen om tweetal redenen:
- indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
- indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Het eerste criterium is ontwikkeld in de rechtspraak en is de toetsing of aan dit criterium wordt voldaan, zeer casuïstisch. Zo brengt bijvoorbeeld het ontbreken van goede communicatie tussen de ouders en het simpelweg niet nakomen van de omgangsregeling niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het ouderlijk gezag aan een van de ouders moet worden toegekend.[1] Terwijl verzoeken tot opheffing van het gezamenlijk gezag en toekenning van eenhoofdig gezag aan één van de ouders in de zaken waarin elke vorm van communicatie volledig ontbrak[2], aannemelijk was dat sprake was van ernstig huiselijk geweld, stalking, bedreiging[3] of waarin de verzorgende ouder stelselmatig het contact met de andere ouder frustreerde[4] wel werden toegewezen. Wat betreft het tweede criterium moet in de motivering met voldoende feiten worden onderbouwd dat eenhoofdig gezag in het belang van het kind noodzakelijk is. Een voorbeeld bij dit criterium vormt de situatie waarin er belangrijke beslissingen over het kind genomen moeten worden en de ouders niet binnen afzienbare tijd in staat zijn overleg daarover te voeren en besluitvorming adequaat en met voortvarendheid te laten plaatsvinden, hetgeen strijdig is met het belang van het kind.[5] In het algemeen is de rechter terughoudend met het omzetten van gezamenlijk gezag in eenhoofdig gezag, zeker in de eerste periode na de echtscheiding.
Wenst u na uw scheiding het ouderlijk gezag over uw kinderen alleen uit te oefenen? Dan dient u een procedure te starten door een verzoek voor het verkrijgen van ouderlijk gezag in te dienen bij de rechtbank. Het verzoekschrift dient een reden te bevatten waarom u alleen het gezag over het kind wilt uitoefenen. Voor deze procedure is een scheidingsadvocaat verplicht. Uw advocaat stelt namelijk het verzoek op, stelt vast welke aanvullende stukken hij moet meesturen en dient het verzoek in bij de rechtbank. Als een verzoek tot eenhoofdig gezag is ingediend, krijgt de andere ouder of andere belanghebbenden de mogelijkheid te reageren op dit verzoek. Eenmaal bij de rechtbank kan de procedure met betrekking tot de toekenning van het ouderlijk gezag lang duren: minimaal 3 maanden tot meer dan 1 jaar, afhankelijk van de complexiteit van de zaak.
In ernstige conflictgevallen zal de rechter veelal de Raad voor de Kinderbescherming vragen een onderzoek in te stellen en advies uit te brengen (art. 810 lid 1 Rv). Als de raad op verzoek van de rechter een onderzoek instelt, heeft dit per definitie vertraging in de procedure tot gevolg. Het doel van een dergelijk onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming is namelijk de ouders te ondersteunen bij het oplossen van hun conflict over het gezag in het belang van het kind. Pas als dit niet binnen 4 weken tot resultaat leidt gaat de raad over tot het verzamelen van de nodige informatie en het uitbrengen van een advies. Vervolgens kan de rechter het verzoek ouderlijk gezag toe- of afwijzen. Dee rechter wijst het verzoek doorgaans toe als hij oordeelt dat aan de voorwaarden voor het verzoek is voldaan, er geen bezwaar is tegen het verzoek om gezag en het gezag in het belang is van het kind. In de andere gevallen zal de rechter het verzoek afwijzen.
Bij Law & More begrijpen wij dat scheiding voor u een emotioneel zware tijd betekent. Tegelijkertijd is het verstandig om na te denken over het ouderlijk gezag over uw kinderen. Een goed inzicht in de situatie en de mogelijkheden is daarbij van belang. Law & More kan u helpen om uw juridische positie te bepalen en desgewenst de aanvraag voor het verkrijgen van eenhoofdig ouderlijk gezag voor u uit handen nemen. Herkent u zich in een van de eerder beschreven situaties, wilt u als enige ouder het gezag uitoefenen over uw kind of heeft u nog andere vragen? Neem dan contact op met de advocaten van Law & More.
[1] HR 10 september 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2963; HR 19 april 2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD9143.
[2] HR 30 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8782.
[3] Hof ’s-Hertogenbosch 1 maart 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BP6694.
[4] HR 9 juli 2010 ECLI:NL:HR:2010:BM4301.
[5] Hof Amsterdam 8 augustus 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3228.